Zorg
Het volgen van de ontwikkeling van de kinderen in de school
Zodra een kind bij op school zit, wordt de ontwikkeling gevolgd en vastgelegd in een dossier.
Bij de kleuters gebeurt dit vooral door naar de kinderen te luisteren en door ze te observeren; niet alleen tijdens werkjes, maar ook tijdens het spel. Daarnaast wordt er een taal- en rekentoets afgenomen.
Vanaf groep 3 krijgen de kinderen regelmatig toetsen om de ontwikkeling te volgen. Dit zijn toetsen die bij de leermethode horen maar ook toetsen die hier niet op gebaseerd zijn (CITO-toetsen). Daarnaast worden leerlingen regelmatig geobserveerd. Ouders worden uiteraard goed geïnformeerd over de ontwikkelingen van hun kind.
Het leerlingendossier
Van iedere leerling wordt een dossier aangelegd, waarin de ontwikkeling en de leervorderingen worden bijgehouden. Zo ontstaat het leerlingvolgsysteem.
Dit systeem (CITO-leerlingvolgsysteem) maakt het mede mogelijk om op tijd te signaleren waar leer- en of gedragsproblemen zijn ontstaan, zodat op tijd adequate hulp geboden kan worden.
De leerkrachten van de groepen 1 en 2 houden de ontwikkeling van de kinderen bij in een kleuter observatiesysteem (KIJK!).
Ouders/verzorgers worden goed geïnformeerd over de ontwikkeling van hun kind.
De extra ondersteuning voor leerlingen
De school past zich zoveel mogelijk aan bij de ontwikkeling van de leerling en geeft zorg op maat. We willen onze leerlingen zo goed mogelijk begeleiden, ook als er leer- en/of gedragsproblemen zijn. Extra aandacht is er voor leerlingen met zwakke dan wel zeer goede resultaten.
Leerkrachten worden geschoold om op een deskundige en positieve manier met verschillen tussen leerlingen om te gaan. Zij hebben onder meer geleerd om vroegtijdig ontwikkelings- en leerproblemen te signaleren. Niet alle leerlingen leren even goed en vlug. Soms is er voor een kind ander materiaal nodig om iets te verduidelijken en/of soms een andere instructie. De ene keer zal de leerkracht klassikaal en een andere keer individueel les geven of met groepjes werken. Leerlingen krijgen niet automatisch altijd allemaal dezelfde opdrachten en taken.
Een aantal keren per jaar bespreken de leerkrachten en de interne begeleider de ontwikkeling (zowel gedrag als prestaties) van alle leerlingen. Bij specifieke problemen stellen de leerkracht en de interne begeleider in samenspraak met de ouder(s)/verzorger(s) een handelingsplan op. De leerkracht voert dit uit, eventueel met hulp van andere deskundigen. In een handelingsplan wordt beschreven hoe de leerling begeleid gaat worden. Na een periode van ongeveer zes weken wordt bekeken of de geboden hulp effect gehad heeft en of het handelingsplan bijgesteld moet worden.
De consultatieve leerlingenbespreking
Drie keer per jaar komt er een schoolpsycholoog van het Steunpunt KOE op school om samen met de interne begeleider, een consulent van het speciaal basisonderwijs en de leerkracht de leerlingen die extra aandacht nodig hebben te bespreken. Er wordt gekeken naar de individuele leerling, maar ook naar de groepsprocessen. Gekeken wordt wat de mogelijkheden van de leerlingen zijn en hoe de leerkracht daarmee om moet gaan. Vaak kan de leerkracht geholpen worden doordat de specialisten (schoolpsycholoog en collegiale consulent) allerlei handreikingen geven. Als interne hulp onvoldoende resultaat oplevert, wordt verdere hulp van buitenaf ingeroepen. Indien nodig kan de school een schoolverpleegkundige inschakelen.
Aan elke school is een schoolverpleegkundige verbonden. Ouders kunnen ook een beroep op haar doen.
De school heeft ook de mogelijkheid om de wijkcoach in te zetten. De wijkcoach is verbonden met het wijkteam die specialisten van o.a. maatschappelijk werk en jeugdzorg kan inzetten.
Soms is er meer nodig om de handelingsverlegenheid van de school te onderzoeken. In dat geval meldt de interne begeleider de leerling aan bij het Steunpunt KOE. Het Steunpunt wordt gevormd door twee schoolpsychologen en een orthopedagoog, een gespecialiseerde interne begeleider en een administratieve kracht. Hier kan men tot de conclusie komen dat er nader onderzoek gedaan moet worden naar de handelingsverlegenheid van de school en de problematiek rond de leerling.
Het Steunpunt kan een observatie en/of een onderzoek inplannen. Bij een observatie of een onderzoek wordt altijd afgewogen wat het moet opleveren, bijvoorbeeld handelingsadviezen of een diagnose.
Vanuit het onderzoek wordt een plan van aanpak gemaakt voor de begeleiding van de leerling,
Als de beoogde doelen niet worden bereikt en er geen verbetering optreedt in de ontwikkeling van het kind, wordt overgegaan tot het aanvragen van een arrangement.
We kennen twee soorten arrangementen, namelijk een intern arrangement en een extern arrangement:
Interne Arrangementen Basisonderwijs
Dit arrangement wordt ingezet op de reguliere basisschool als een leerling (tijdelijk) onvoldoende ontwikkeling laat zien, ondanks geboden hulp en ondersteuning.
Uitgangspunt hierbij is dat de arrangementen tijdelijk zijn.
De ondersteuning kan bestaan uit:
Tijdelijke toegevoegde ondersteuning voor leerkracht en/of leerling.
Een budget voor de school om te ondersteuning zelf te organiseren
Beschikbaarheid van specifieke hulpmiddelen op de reguliere basisschool voor leerlingen met een handicap
Plaatsing in de plusklas
Plaatsing in de schakelklas
Plaatsing IOK, interzuilaire opvangklas
Een (tijdelijke) plaatsing op een andere reguliere basisschool die de ondersteuning wel kan bieden.
externe ARRANGEMENTEN BASISONDERWIJS
Een (tijdelijke) plaatsing op een school voor speciaal basisonderwijs (SBaO) binnen het samenwerkingsverband.
Speciaal Onderwijs (SO)
Een (tijdelijke) plaatsing op een school voor speciaal onderwijs (SO) binnen of buiten het samenwerkingsverband.
Externe arrangementen moeten worden aangevraagd bij het samenwerkingsverband 23.02 en worden begeleid door het Steunpunt en de commissie van arrangementen in Enschede.
Externe Ondersteuning
Scholen krijgen steeds vaker een verzoek van ouder(s)/verzorger(s) om extra ondersteuning voor hun kind te organiseren. Daarbij schakelen ouders soms op eigen initiatief en voor eigen rekening externe hulp in.
In de wet is vastgelegd dat het onderwijs tijdens de onderwijstijd door de eigen school moet worden gegeven. Alleen als er sprake is van een medische indicatie of als kan worden aangetoond dat extra hulp een onmisbare schakel is in het hulpverleningsproces, mogen kinderen soms -bij uitzondering- gebruik maken van ondersteuning door externe hulpverleners (waaronder Remedial Teaching). De directeur van de school beoordeelt dit. Daarbij dienen goede afspraken gemaakt te worden over het beperken van het schoolverzuim.